Carnaval: feest voor de geest
Voor mensen die gek zijn op taal is carnaval feest. Nu is carnaval natuurlijk sowieso al feest, maar voor taalliefhebbers – en in het bijzonder voor dialectliefhebbers - is het feest in de overtreffende trap. Bij ons in Helmond is het motto van dit jaar ‘Mi Mekare’ (met elkaar). En dat geeft dan ook meteen de essentie weer: carnaval vieren doe je niet alleen, dat doe je met zijn allen. Met zijn allen naar de optocht, naar de prijsuitreiking, naar het bal, naar het prijsbloaze. Omdat het weer niet echt meewerkt – ik heb het nu over carnavalsmaandag - , sta je als haringen in een ton in zaal Traverse of in welk etablissement dan ook te zingen, drinken, kijken en luisteren. En er valt geen onvertogen woord.
In het rijk van de Keiebijters, zoals Helmond deze dagen heet, kennen we het fenomeen van de Keijologische Hogeskool. Ieder jaar is er een nieuw promoventje dat ten overstaan van een volle zaal zijn pruufskrift verdedigt. Dit jaar was het onderwerp ‘Dun invloed van vrouwen op karnaval (en hoe die te stoppen)’. En zoals het betaamt, begon het met de schepping: “Toen sloeg onzen lieve Heier die mens hullemol waterpas. En toen die mens bewusteloos waar, halde hai un rib weg en dauwde die op die plek wir un kwak vlis. Van die rib kleide onze lieve Heier un vrouw en zette die neffe die mens. Hai goide un klets watter tigge zun toot en liet trots zien wat ie gemakt ha.” Heerlijk toch?